logo-knooppuntkerkenenarmoedespacer-100x5Knooppunt Kerken en Armoede

  • 1-slide
  • 2-slide
  • 4-slide
  • 5-slide
  • 7-slide
  • 3-sliide
  • 8-slide

Armoede en sociale uitsluiting 2015

Rapport CBS

armoede-en-sociale-uitsluiting-2015 (1)Op 16 december 2015 verscheen het CBS-rapport ‘Armoede en sociale uitsluiting 2015’.

Van alle huishoudens is de groep huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens in 2014 vrijwel gelijk gebleven aan 2013. Wel is het aandeel huishoudens dat al ten minste vier jaar van een laag inkomen moest rondkomen naar verhouding sterk opgelopen. Ook het aantal kinderen dat opgroeit in een huishouden met een langdurig laag inkomen nam toe.

Een op tien huishoudens heeft een laag inkomen

Van de ruim 7 miljoen huishoudens moesten er 734 duizend rondkomen van een laag inkomen (10,4 procent). Dit waren er 6.000 meer dan in 2013 (10,3 procent). In de periode 2011-2013 kwamen er jaarlijks nog gemiddeld 70.000 huishoudens met risico op armoede bij. Ramingen van het Centraal Planbureau (CPB) wijzen voor 2015 en 2016 op een lichte daling van het aandeel naar respectievelijk 10,1 en 10,0 procent.

Meer huishoudens met langdurig laag inkomen

Het aandeel huishoudens met een langdurig laag inkomen is in 2014 wel sterk gestegen. Van de bijna 7 miljoen huishoudens moesten er 217.000 (3,3 procent) al ten minste vier jaar achtereen van een laag inkomen rondkomen. Dat zijn er 24.000 meer dan een jaar eerder toen het om 3 procent ging. Veel huishoudens die tijdens de economische crisis aan de onderkant van de inkomensverdeling zijn beland, zijn hier dus (nog) niet uitgekomen.

Toename bij niet-westerse huishoudens en eenoudergezinnen

Vooral bij niet-westerse huishoudens en eenoudergezinnen is het armoederisico opgelopen. Zo is het aandeel huishoudens met een langdurig laag inkomen bij niet-westerse huishoudens bijna zes keer zo groot als bij autochtone Nederlanders. Ook is bij hen het aandeel tussen 2013 en 2014 naar verhouding meer toegenomen (van 11,5 tot 13,3 procent) dan bij autochtone huishoudens (van 2,0 tot 2,2 procent). Vooral onder huishoudens van Marokkaanse herkomst was het percentage met 14,8 hoog. Ook eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen liepen in 2014 met 10,6 procent een betrekkelijk hoog risico op langdurige armoede. Een jaar eerder was dat nog 8,6 procent.

Hoge uitkeringsafhankelijkheid onder langdurig lage inkomens

De helft van de huishoudens met een langdurig laag inkomen is vooral aangewezen op bij-stand. Een kwart moest voornamelijk leven van een andere uitkering of pensioen. Het resterende kwart betrok zijn inkomen in hoofdzaak uit betaald werk. In ruim de helft van de huishoudens met langdurig laag inkomen (55 procent) was de hoofdkostwinner laagopgeleid.

Meer kinderen met een langdurig laag inkomen

De 217.000 huishoudens, die van een langdurig laag inkomen moesten rondkomen, bestonden uit 426.000 personen. Dat zijn er 52.000 meer dan in 2013. Tussen 2012 en 2013 kwamen er nog 38.000 personen met risico op langdurige armoede bij.

Het aantal minderjarige kinderen in een gezin met langdurig een laag inkomen steeg in 2014 met 16.000 naar 131.000. Dat komt neer op 4,5 procent van alle kinderen. Bijna de helft van deze kinderen groeide op in een bijstandsgezin.

Sociale problemen en participatie

In de laagste inkomensgroepen komen bepaalde omstandigheden en verschijnselen vaker voor, maar causale verbanden met laag inkomen zijn niet zomaar vast te stellen. Zo hebben lagere inkomensgroepen vaker te maken met sociale problemen en er is minder sprake van participatie in de samenleving. Zo deed rond de 45 procent van de personen met (langdurig) laag inkomen vrijwilligerswerk en 40 procent activiteiten voor verenigingen. Van de mensen met een hoger inkomen zette 40 procent zich in als vrijwilliger en was 60 procent onbetaald actief voor verenigingen.

In de lagere inkomensgroepen wordt een hoger percentage personen verdacht van het plegen van één of meer misdrijven dan in de hogere inkomensgroepen. Van de groep met een (langdurig) laag inkomen in 2013 werd 3 procent van hiervan verdacht, van de mensen met een inkomen boven de lage-inkomensgrens was dat 0,7 procent. Jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot 25 jaar met een langdurig laag inkomen, en merendeels van het mannelijke geslacht, worden het vaakst verdacht van misdrijven (8,1 procent).

Mensen met kans op armoede ervaren hun gezondheid minder vaak als goed en hebben een minder gezonde leefstijl. Zo kampt 15 procent van de lage inkomens met ernstig overgewicht tegenover 10 procent van de hogere inkomens. Van de lage inkomens is 9 procent een zware roker, van de hogere inkomens is dat 4 procent. Drie op de tien lage inkomens ervaren hun gezondheid als minder goed, tegenover twee op de tien van de hogere inkomens. De levensverwachting, en de levensverwachting in een als goed ervaren gezondheid, zijn lager bij de personen met kans op armoede.

Hoge vaste lasten en nauwelijks vermogensbuffers

De vaste lasten vormen de grootste uitgavenpost voor huishoudens. Bij huishoudens met een laag inkomen drukken deze echter met 45 procent in 2014 zwaarder op het budget dan bij huishoudens met een inkomen boven de lage-inkomensgrens (35 procent).Huishoudens met een laag inkomen geven daardoor relatief minder uit aan andere goederen, met uitzondering van alcohol en tabak.

Ruim een van de drie huishoudens met een laag inkomen ervaart de woonlasten, die een groot deel van de vaste lasten vormen, als een zware financiële last. Wel zorgde de huurtoeslag bij bijna zes op de tien huishoudens met een laag inkomen voor een verlichting van hun woonlasten.

De meeste huishoudens met een laag inkomen kunnen niet terugvallen op een vermogens-buffer: twee van de drie hadden begin 2013 een schuld of nauwelijks vermogen. Ondanks aanscherpingen van de criteria kwam het aantal wettelijke schuldsaneringen ook in 2014 op een relatief hoog niveau uit (39.000).

Klik hier voor het persbericht en gratis download van het rapport.

Bestelgegevens

ISBN: 978-90-357-1729-9
ISSN: 2468-1598
Prijs: € 20 (exclusief verzendkosten)
Klik hier voor online bestellen.